Snel navigeren door HOOFDSTUK 2 van HAVO 4

Paragrafen

1.
2.
3.
4.
5.
6.

Leerdoelen










Paragraaf 1:

  • J
 

Voortplanting is een essentieel proces voor het voortbestaan van soorten. Er zijn twee manieren waarop organismen zich kunnen voortplanten: ongeslachtelijke voortplanting en geslachtelijke voortplanting.

Ongeslachtelijke voortplanting

Bij ongeslachtelijke voortplanting is slechts één ouder nodig en ontstaan de nakomelingen door celdeling. Dit betekent dat de nakomelingen genetisch identiek zijn aan de ouder. Dit proces komt voor bij eencellige organismen, planten en sommige dieren.

  • Bacteriën planten zich voort door binaire deling, waarbij een cel zich in tweeën splitst.
  • Schimmels kunnen zich vermeerderen door sporen.
  • Planten kunnen zich ongeslachtelijk voortplanten via uitlopers, knollen of bollen. Een voorbeeld hiervan is de aardappelplant, die nieuwe planten vormt uit knollen.
  • Klonen is een vorm van ongeslachtelijke voortplanting waarbij een genetisch identiek individu wordt gekweekt. Dit kan zowel natuurlijk als kunstmatig gebeuren, zoals bij de weefselkweektechniek.

Celdeling en de celcyclus

Om zich te kunnen voortplanten, moeten cellen zich delen. Dit gebeurt via de celcyclus, die bestaat uit verschillende fasen:

  1. Interfase: De cel groeit en verdubbelt zijn DNA.
  2. Mitose: De celkern deelt zich, zodat beide dochtercellen dezelfde genetische informatie krijgen.
  3. Celdeling: De cel splitst in twee identieke dochtercellen.

De mitose is essentieel voor groei, herstel en ongeslachtelijke voortplanting.

Geslachtelijke voortplanting

Bij geslachtelijke voortplanting zijn twee ouderorganismen nodig. Hierbij versmelten twee geslachtscellen (een eicel en een zaadcel) tot een zygote. Dit proces heet bevruchting en zorgt voor genetische variatie binnen een soort.

Geslachtelijke voortplanting verloopt via meiose, een speciale celdeling waarbij het aantal chromosomen wordt gehalveerd. Hierdoor bevatten geslachtscellen slechts de helft van het normale aantal chromosomen, zodat bij bevruchting het juiste aantal hersteld wordt.

Klonen en ethiek

Bij klonen ontstaat een nieuw organisme met exact dezelfde erfelijke eigenschappen als de ouder. Dit gebeurt bij planten via weefselkweek en bij dieren via embryosplitsing. Er zijn echter ethische en biologische bezwaren tegen klonen, zoals mogelijke gezondheidsproblemen bij gekloonde dieren en morele discussies over ingrijpen in de natuur. 

Paragraaf 2:

  • J

Bij geslachtelijke voortplanting versmelten twee geslachtscellen tot een zygote. Dit proces, celfusie, is essentieel voor de voortplanting van veel organismen en draagt bij aan genetische variatie.

Meiose: de vorming van geslachtscellen

Geslachtscellen, zoals zaadcellen en eicellen, worden gevormd door meiose (reductiedeling). Dit proces zorgt ervoor dat geslachtscellen haploïd zijn, wat betekent dat ze slechts één set chromosomen bevatten. Wanneer een zaadcel en een eicel versmelten, ontstaat een diploïde zygote met twee volledige sets chromosomen.

De meiose bestaat uit twee opeenvolgende delingen:

  • Meiose I: Een diploïde cel deelt zich in twee haploïde cellen.
  • Meiose II: Deze haploïde cellen delen zich opnieuw, waardoor er vier geslachtscellen ontstaan.

Bevruchting: de versmelting van geslachtscellen

Bij bevruchting versmelt de kern van een zaadcel met de kern van een eicel. Dit zorgt voor de vorming van een zygote, het eerste stadium van een nieuw organisme. De zygote bevat genetisch materiaal van beide ouders, wat leidt tot genetische variatie.

Tijdens bevruchting kan slechts één zaadcel de eicel binnendringen. Dit wordt mogelijk gemaakt door het ontstaan van een bevruchtingsmembraan, dat voorkomt dat andere zaadcellen binnendringen.

Geslachtelijke voortplanting bij planten

Bij bloemplanten vindt geslachtelijke voortplanting plaats via bestuiving en bevruchting. De meeldraden van een bloem produceren stuifmeelkorrels, waarin haploïde geslachtscellen zich bevinden. Bij bestuiving komt stuifmeel op de stempel van een andere bloem terecht. Hierna groeit een stuifmeelbuis door de stijl naar het zaadbeginsel, waar bevruchting plaatsvindt. Na de bevruchting ontwikkelt het zaadbeginsel zich tot een zaad en het vruchtbeginsel tot een vrucht.

Voordelen van geslachtelijke voortplanting

Hoewel geslachtelijke voortplanting complexer is dan ongeslachtelijke voortplanting, biedt het belangrijke voordelen:

  • Genetische variatie verhoogt de overlevingskansen van een soort.
  • Het helpt bij de aanpassing aan veranderende omgevingen en het tegengaan van erfelijke ziektes. 

Paragraaf 3:

  • J

De voortplanting bij de mens wordt geregeld door hormonen, die via het bloed worden vervoerd en processen in het lichaam beïnvloeden. Hormoonklieren produceren deze geslachtshormonen, die essentieel zijn voor de ontwikkeling van voortplantingsorganen en de voortplantingscyclus.

De werking van geslachtshormonen bij mannen

Bij mannen spelen verschillende hormonen een rol in de productie van zaadcellen en de ontwikkeling van mannelijke kenmerken:

  • Testosteron: Het belangrijkste mannelijke geslachtshormoon, geproduceerd door de teelballen. Het stimuleert de productie van zaadcellen in de zaadbuisjes en de ontwikkeling van secundaire geslachtskenmerken, zoals beharing en spiermassa.
  • FSH (follikelstimulerend hormoon): Wordt geproduceerd door de hypofyse en stimuleert de ontwikkeling van zaadcellen.
  • LH (luteïniserend hormoon): Stimuleert de teelballen om testosteron te produceren.

De concentratie van testosteron wordt gereguleerd via een negatieve terugkoppeling: als er voldoende testosteron in het bloed zit, wordt de productie van LH geremd, waardoor de aanmaak van testosteron afneemt.

De werking van geslachtshormonen bij vrouwen

Bij vrouwen regelen geslachtshormonen de menstruatiecyclus en de rijping van eicellen:

  • Oestrogeen: Stimuleert de opbouw van het baarmoederslijmvlies en de ontwikkeling van secundaire geslachtskenmerken, zoals borstontwikkeling.
  • Progesteron: Zorgt ervoor dat het baarmoederslijmvlies in stand blijft na de ovulatie.
  • FSH: Stimuleert de groei van een follikel in de eierstok.
  • LH: Veroorzaakt de ovulatie (eisprong), waarbij een rijpe eicel vrijkomt uit de eierstok.

De menstruatiecyclus

De menstruatiecyclus duurt gemiddeld 28 dagen en bestaat uit vier fasen:

  1. Menstruatie (dag 1-5): Het baarmoederslijmvlies wordt afgestoten, wat bloedverlies veroorzaakt.
  2. Folliculaire fase (dag 6-13): Een follikel in de eierstok rijpt en produceert oestrogeen, waardoor het baarmoederslijmvlies dikker wordt.
  3. Ovulatie (dag 14): Een rijpe eicel komt vrij uit de eierstok door een piek in LH.
  4. Luteale fase (dag 15-28): Het gele lichaam in de eierstok produceert progesteron, waardoor het baarmoederslijmvlies intact blijft. Als er geen bevruchting plaatsvindt, daalt de progesteronspiegel, waardoor een nieuwe menstruatie begint.

Bevruchting en zwangerschap

Als een zaadcel een eicel bevrucht, ontstaat een zygote, die zich via celdeling ontwikkelt tot een embryo. Dit embryo nestelt zich in het baarmoederslijmvlies. De placenta vormt zich en produceert het hCG-hormoon, dat ervoor zorgt dat het gele lichaam progesteron blijft produceren, waardoor de menstruatie uitblijft.

Anticonceptie en de rol van hormonen

Anticonceptiemiddelen beïnvloeden de werking van geslachtshormonen om een zwangerschap te voorkomen. Enkele voorbeelden zijn:

  • De anticonceptiepil: Bevat oestrogeen en progesteron, waardoor ovulatie wordt onderdrukt.
  • Het spiraaltje: Voorkomt innesteling van een bevruchte eicel.
  • Sterilisatie: Een definitieve vorm van anticonceptie waarbij de zaadleiders of eileiders worden afgesloten.  

Paragraaf 4:

  • J

Wanneer een eicel wordt bevrucht door een zaadcel, ontstaat een zygote. Dit is het eerste stadium van een nieuw individu. De ontwikkeling van de zygote tot een baby verloopt via verschillende stadia en duurt gemiddeld negen maanden.

De vroege embryonale ontwikkeling

Kort na de bevruchting begint de zygote zich te delen door klievingsdelingen. Dit zijn celdelingen zonder celgroei, waardoor er een compacte bal van cellen ontstaat. Dit ontwikkelt zich tot een embryo, dat zich innestelt in het baarmoederslijmvlies. Dit proces heet innesteling en vindt plaats rond de zesde dag na de bevruchting.

Na de innesteling ontwikkelt zich de placenta, een speciaal orgaan dat zorgt voor de uitwisseling van voedingsstoffen en afvalstoffen tussen moeder en kind. Het embryo wordt via de navelstreng met de placenta verbonden.

De rol van hormonen tijdens de zwangerschap

Tijdens de zwangerschap spelen verschillende hormonen een belangrijke rol:

  • HCG (humaan choriongonadotrofine): Wordt door het embryo geproduceerd en voorkomt dat het gele lichaam afsterft. Hierdoor blijft de progesteronproductie op gang, wat essentieel is voor het behouden van het baarmoederslijmvlies.
  • Progesteron: Zorgt ervoor dat het baarmoederslijmvlies dik blijft en voorkomt dat er een nieuwe ovulatie plaatsvindt tijdens de zwangerschap.
  • Oestrogeen: Stimuleert de groei van de baarmoeder en bereidt de melkklieren voor op borstvoeding.

Ontwikkeling van embryo tot foetus

Na acht weken wordt het embryo een foetus genoemd. Tijdens deze periode ontwikkelen alle belangrijke organen zich. Het hart begint te kloppen, de ledematen vormen zich en de hersenen groeien snel. Gedurende de zwangerschap vindt celdifferentiatie plaats, waarbij stamcellen zich ontwikkelen tot gespecialiseerde cellen, zoals zenuwcellen, spiercellen en bloedcellen.

Uitwisseling van stoffen via de placenta

De placenta zorgt ervoor dat zuurstof, voedingsstoffen en antistoffen van de moeder naar de foetus gaan. Tegelijkertijd worden koolstofdioxide en andere afvalstoffen van de foetus naar het bloed van de moeder vervoerd. Sommige schadelijke stoffen, zoals alcohol, nicotine en bepaalde medicijnen, kunnen echter ook door de placenta heen en schade aanrichten aan de foetus.

De geboorte: drie fasen van de bevalling

Na ongeveer 40 weken is de foetus volgroeid en begint de bevalling, die in drie fasen verloopt:

  1. Indaling
    Enkele weken voor de bevalling zakt het hoofdje van de foetus in het bekken van de moeder.

  2. Ontsluiting
    De weeën (samentrekkingen van de baarmoeder) beginnen, waardoor de baarmoedermond langzaam opent. Vaak breken de vruchtvliezen, waardoor het vruchtwater wegvloeit.

  3. Uitdrijving
    Door krachtige persweeën wordt de baby door het geboortekanaal naar buiten gedreven.

  4. Nageboorte
    Na de bevalling worden de placenta, navelstreng en vruchtvliezen uitgedreven.  

Paragraaf 5:

  • J

Seksualiteit speelt een belangrijke rol in het leven van de mens en ontwikkelt zich in verschillende fasen van het leven. Vanaf de puberteit vinden er zowel lichamelijke als psychologische veranderingen plaats die invloed hebben op iemands seksuele ontwikkeling.

Puberteit en adolescentie

  • Puberteit is de periode waarin het lichaam volwassen wordt en de secundaire geslachtskenmerken zich ontwikkelen. Dit proces begint gemiddeld rond de leeftijd van 10 tot 17 jaar.
  • Adolescentie is de periode waarin iemand ook geestelijk en sociaal volwassen wordt. Dit proces loopt door tot ongeveer 20-25 jaar.

Tijdens de puberteit treden er niet alleen lichamelijke veranderingen op, maar ook veranderingen in gedrag en emoties. Jongeren ontwikkelen een eigen identiteit en gaan nadenken over seksualiteit en relaties.

Seksualiteit en gender

  • Seksualiteit omvat gedachten, gevoelens en handelingen die te maken hebben met seks en intimiteit.
  • Gender verwijst naar de psychologische, culturele en sociale kenmerken die worden toegeschreven aan een sekse.
  • Transgender personen voelen zich anders dan het geslacht waarmee ze geboren zijn.

Seksuele voorkeuren kunnen verschillen:

  • Heteroseksualiteit: Aangetrokken zijn tot het andere geslacht.
  • Homoseksualiteit: Aangetrokken zijn tot hetzelfde geslacht.
  • Biseksualiteit: Aangetrokken zijn tot beide geslachten.

Seksueel geweld en misbruik

Helaas kan seksualiteit ook negatieve kanten hebben, zoals seksueel geweld en seksueel misbruik. Dit gebeurt wanneer iemand gedwongen wordt tot seksueel contact tegen zijn of haar wil.

Voorbeelden van seksueel geweld zijn:

  • Loverboys (of -girls): Personen die iemand manipuleren om in de prostitutie te werken.
  • Grooming: Een volwassene probeert online een minderjarige te verleiden tot seksuele handelingen.
  • Ongewenste intimiteiten, aanranding en verkrachting zijn vormen van seksueel misbruik.

Slachtoffers van seksueel geweld ervaren vaak schaamte en durven er niet altijd over te praten. Het is belangrijk om hier aandacht aan te besteden en slachtoffers de juiste hulp te bieden.

Seksueel overdraagbare aandoeningen (soa’s)

Een soa (seksueel overdraagbare aandoening) is een infectieziekte die wordt overgedragen via sperma, bloed, vaginaal vocht of bij contact tussen slijmvliezen.

Voorbeelden van soa’s:

  • Chlamydia, gonorroe en syfilis: Te behandelen met antibiotica.
  • Hiv/aids en herpes genitalis: Niet te genezen, maar behandelbaar.

Veilig vrijen door het gebruik van een condoom verkleint de kans op een soa aanzienlijk. 

Paragraaf 6:

  • J

Seksuele activiteit kan risico’s met zich meebrengen, zoals seksueel overdraagbare aandoeningen (soa’s) en ongewenste zwangerschap. Daarom is het belangrijk om te weten hoe je je hiertegen kunt beschermen.

Soa’s: Seksueel Overdraagbare Aandoeningen

Een soa is een infectieziekte die wordt overgedragen via sperma, bloed, vaginaal vocht of contact tussen slijmvliezen. Enkele veelvoorkomende soa’s zijn:

  • Chlamydia: Kan onvruchtbaarheid veroorzaken als het niet behandeld wordt.
  • Gonorroe: Veroorzaakt een branderig gevoel bij het plassen en afscheiding.
  • Syfilis: Kan ernstige schade aan organen veroorzaken als het niet tijdig behandeld wordt.
  • Hiv/aids: Wordt veroorzaakt door het hiv-virus en tast het immuunsysteem aan. Een hiv-besmet persoon die nog niet ziek is, wordt seropositief genoemd.
  • Herpes genitalis: Een virusinfectie die pijnlijke blaasjes veroorzaakt en niet te genezen is.

Voorkomen van soa’s

De beste manier om een soa te voorkomen is veilig vrijen. Dit kan door:

  • Het gebruik van een condoom, wat bescherming biedt tegen zowel soa’s als ongewenste zwangerschap.
  • Een vaste seksuele partner zonder soa.
  • Regelmatige soatests als je wisselende partners hebt.

Geboorteregeling en anticonceptie

Anticonceptie helpt om een zwangerschap te voorkomen. Er zijn verschillende methoden:

  1. Hormonale anticonceptie

    • De anticonceptiepil: Bevat oestrogeen en progesteron, waardoor de eisprong wordt onderdrukt.
    • De prikpil, anticonceptiestaafje, hormoonpleister en anticonceptiering werken op een vergelijkbare manier.
  2. Barrièremethoden

    • Het condoom: Voorkomt dat zaadcellen de eicel bereiken en beschermt tegen soa’s.
    • Het spiraaltje: Voorkomt de innesteling van een bevruchte eicel in de baarmoeder.
  3. Definitieve anticonceptie

    • Sterilisatie: Een operatie waarbij de zaadleiders bij de man of de eileiders bij de vrouw worden afgesloten. Dit is een permanente methode.
  4. Natuurlijke methoden

    • Periodieke onthouding: Geen seks tijdens de vruchtbare periode van de vrouw.
    • Temperatuurmeting: De lichaamstemperatuur stijgt iets tijdens de ovulatie en kan helpen de vruchtbare dagen te bepalen.

Verminderde vruchtbaarheid en medische hulp

Sommige mensen hebben moeite om zwanger te worden. Dit kan veroorzaakt worden door:

  • Leeftijd: De vruchtbaarheid neemt af na het 30e levensjaar.
  • Leefstijl: Voeding, alcoholgebruik, roken en stress kunnen invloed hebben op de vruchtbaarheid.
  • Hormoonstoornissen en infecties zoals soa’s.

Mogelijke behandelingen zijn:

  • Kunstmatige inseminatie (KI): Zaadcellen worden direct in de baarmoeder ingebracht.
  • In-vitrofertilisatie (IVF): Een eicel wordt buiten het lichaam bevrucht en daarna in de baarmoeder geplaatst.